Tekorten op Jeugdhulp
De stijging van aantallen jeugdigen in specialistische jeugdhulp en de zorgzwaarte zien we over de gehele breedte en specifiek ook bij een kleiner aantal erg complexe trajecten, al dan niet met verblijf. Verder is er een risico dat met name (systeem)aanbieders die verblijfs- of intensieve jeugdhulp bieden voor complexe problematiek niet uitkomen met de huidige tarieven. Dit is een landelijke/regionale ontwikkeling die ook voor Amstelveen consequenties kan hebben. Daarnaast is het vinden en behouden van personeel een zeer groot probleem. Bij verblijfszorg is de zorgvraag dusdanig complex(er) dat de groepen verkleind moeten worden of soms individuele verblijfszorg noodzakelijk is. Door de aanhoudende arbeidsmarktproblematiek kunnen aanbieders in de problemen komen, ze kunnen de zorg niet meer bieden of hebben te maken met hoge kosten voor inhuur van tijdelijk personeel. Dit kan leiden tot vragen voor incidentele of structurele bijdragen vanuit gemeenten. De financiële impact van deze ontwikkelingen is nog onvoldoende te overzien. De gemeente is met (boven)regionale gemeenten en andere samenwerkingspartners in gesprek om noodzakelijke en passende zorg te kunnen blijven bieden. In de gehele keten geldt dat er personeelstekorten zijn, waardoor wachtlijsten oplopen.
Vanwege bovenstaande risico’s werd al ingezet op kostenbesparende maatregelen. In 2024 wordt er extra ingezet op kostenbesparende maatregelen. In 2023 was de opbrengst van de kostenbesparende maatregelen € 0,9 miljoen. Elke verwijsgroep heeft zijn eigen maatregelen, onder meer de inzet van POH GGZ’s jeugd (huisartsen), het preventief werken van jeugdhulpverleners op scholen (gemeente), het eerder signaleren en aanpakken van onveiligheid (jeugdbescherming). Ook wordt vooraf en tijdens trajecten gestuurd op de lengte en zwaarte van trajecten.
De extra uitgaven boven de primitieve begroting jeugdhulp zijn in Amstelveen t/m 2025 incidenteel gedekt. Voor 2025 e.v. zijn grote landelijke wijzigingen, ook wettelijk, voorzien die een aanzienlijke invloed kunnen hebben op zowel de inkomsten vanuit het Rijk als het volume (onder andere door mogelijke inperking reikwijdte jeugdhulp). De gesprekken over de Hervormingsagenda tussen onder andere VNG en Rijk verlopen moeizaam en de voorstellen vanuit het Rijk ten aanzien van de concrete invulling van de bezuiniging laten nog op zich wachten. Amstelveen kiest ervoor om de kosten voor 2024 en 2025, op een enkele post na, incidenteel te dekken. Dit geeft voor de komende twee jaar rust in de begroting en geeft de gelegenheid de gevolgen van alle veranderingen uit te werken. Vanaf 2026 zijn deze structureel gedekt.
Jeugdbescherming (Gecertificeerde instellingen)
De gecertificeerde instellingen, ook wel jeugdbescherming, voeren preventieve en gerechtelijke maatregelen uit om de veiligheid van kinderen in onveilige situaties te vergroten en te borgen. De uitdagingen bij de betrokken organisaties in de veiligheidsketen voor jeugd zijn al jaren groot. Het personeelstekort en het verloop is groot. De problematiek bij jeugdigen wordt zwaarder door de jaren heen. Na vele kritische rapporten, noodkreten van de betrokken organisaties en verscherpt toezicht door de inspectie op de jeugdbescherming in Noord Holland zijn betrokken partijen, waaronder vakbonden, VNG en ministerie van V&J opnieuw in gesprek gegaan. Uitkomst van dat gesprek is onder andere een lagere caseload voor de betrokken professionals van de GI’s. Deze is al eerder verlaagd in onze regio, maar dat is in de praktijk niet altijd haalbaar en ook nog onvoldoende. Een van de verbetervoorstellen met financiële consequenties is nu een bindend landelijk tarief voor alle gecertificeerde instellingen. Dit tarief is ingevoerd per 2024. De grootste uitdaging blijft het vinden en behouden van personeel.
Risico voor de nabije toekomst is dat de organisatie van de veiligheidsketen de komende jaren hervormd wordt vanuit het landelijk toekomstscenario jeugd- en gezinsbescherming. Hier kunnen incidenteel en structurele financiële consequenties aan vast zitten, waaronder transitiekosten voor de overgang van de huidige naar de nieuwe inrichting van de keten. De consequenties hiervan worden vanaf 2025 in kaart gebracht. Vooruitlopend organiseert het Sociaal Team Intensieve Vrijwillige Hulpverlening (IHV), ter voorkoming van jeugdbescherming en inzet van de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK). Ook lokaal ondervinden we problemen bij het vinden van personeel op dit vakgebied.
Tekorten op Wmo
De eenzijdige invoering door het Rijk van een vast, laag abonnementstarief voor Wmo-maatwerkvoorzieningen in 2019 heeft bij gemeenten ervoor gezorgd dat sprake is van een aanzuigende werking waardoor het volume van het aantal aanvragen sinds de invoering aan het groeien is. Sinds 1 januari 2024 wordt het abonnementstarief jaarlijks geïndexeerd, nadat dit sinds de invoering gelijk was gebleven. Er is een wetsvoorstel in voorbereiding om een inkomensafhankelijke eigen bijdrage in te gaan voeren voor alle voorzieningen waarop nu het abonnementstarief van toepassing is. De beoogde ingangsdatum is 1 januari 2026. Met de invoering van de inkomensafhankelijke eigen bijdrage wordt de hoogte van de eigen bijdrage bij maatwerkvoorzieningen afhankelijk van het inkomen. Hoe de nieuwe, inkomensafhankelijke eigen bijdrage er precies uit komt te zien wordt in de komende periode verder uitgewerkt door het Rijk.
Tot de invoering van de inkomensafhankelijke eigen bijdrage wordt verwacht dat het aantal aanvragen op het huidige hoge peil zal blijven. De kosten bij aanbieders stijgen verder door verhogingen in de CAO’s. Gemeenten zijn verplicht aanbieders een reële kostprijs te vergoeden, dit kan tot kostenstijgingen voor de gemeente leiden. Het rijksbeleid leidt ook op andere vlakken tot meer vraag in de Wmo, zoals beleid dat gericht is op het langer thuis blijven wonen, tekorten op de woningmarkt en in de verpleeghuiszorg. Daarnaast is het zo dat er personeelstekorten zijn bij gecontracteerde partijen. Op moment dat deze personeelstekorten worden opgelost zal dit leiden tot meer ingezette zorg waar kosten uit voort vloeien. De houdbaarheid en beheersbaarheid van de Wmo-uitgaven en een deugdelijke bekostiging daarvan is nadrukkelijk onderwerp van overleg tussen Rijk en VNG. Naast rolneming, uitvoeringspraktijk en inhoudelijke sturing wordt ook een eigenstandige financieringsvorm met op de Wmo toegesneden geobjectiveerde indexering onderzocht c.q. overwogen. Vooruitlopend daaropm heeft het Rijk heeft binnen de Rijksbegroting voor de jaren 2026-2029 oplopend € 75 miljoen per jaar gereserveerd voor een aanvullende compensatie bovenop de reguliere indexering vanwege demografische ontwikkeling (autonome groei zorgvraag).
Uitkeringen levensonderhoud (Bijstandsgelden)
Gemeenten ontvangen van het Rijk een gebundelde uitkering (BUIG) voor het bekostigen van de uitkeringen in het kader van de Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 (levensonderhoud startende ondernemers) en voor de inzet van loonkostensubsidie. Dit budget wordt objectief bepaald. Als gemeenten meer of minder uitgeven aan bijstandsuitkeringen blijft dit voor rekening van de gemeente. Dit BUIG-budget gaat alleen over de uitkeringsgelden. De bekostiging van de ambtelijke uitvoeringskosten wordt geacht plaats te vinden via de algemene uitkering gemeentefonds.
Zoals ieder objectief verdeelmodel brengt ook dit verdeelmodel voor- en nadeelgemeenten met zich mee. Amstelveen behoort relatief bezien in dit model tot de grotere voordeelgemeenten. De actuele raming van de verwachte uitkering BUIG van het Rijk bedraagt € 26,0 miljoen versus de geraamde bijstandsuitgaven van € 20,8 miljoen (niveau 2024, conform notitie uitkomsten meicirculaire 2024 gemeentefonds en bijstandsgelden 2024 bij behandeling Perspectiefnota 2025).
Uit inhoudelijk verdiepingsonderzoek bij de grootste voor- en nadeelgemeenten blijkt dat er een verband bestaat tussen positieve financiële resultaten en de invulling die gemeenten geven aan beleid en uitvoering. De positieve Amstelveense scores uit het onderzoek bevestigen dat. Dat correspondeert met het feit, dat Amstelveen tegelijkertijd veel meer middelen inzet op re-integratie dan het hiervoor beschikbare budget van het Rijk. Op het totaal van de bijstandsgelden én de re-integratiegelden is per saldo sprake van een geringer voordeel. Het voordeel op bijstand/re-integratie is in de Amstelveense begroting ingezet binnen het gehele sociaal domein ter dekking van (een deel van) het tekort op de bekostiging van de Jeugdhulp.
Door het voordeel op de BUIG structureel in te zetten ter dekking van het tekort op Jeugdhulp zijn tot dusverre pijnlijke ingrepen voorkómen. Maar dit maakt de structurele begrotingspositie wel kwetsbaarder op dit onderdeel. Een terugloop van het BUIG-voordeel is nu een budgettair risico.
Daarbij spelen de volgende risico's:
- Er worden nog steeds pogingen ondernomen om het verdeelmodel aan te passen. Dit gebeurt met name met het oog op de (relatieve) “uitschieters” in de verdeling. Een lagere uitkering door modelaanpassingen of door het (gedeeltelijk) afromen van het financiële voordeel blijft daarmee een risico. Amstelveen blijft de positie verdedigen dat een voordeel op het verdeelbudget grotendeels is te relateren aan inhoudelijk beleid en uitvoering;
- Onder de noemer ‘Participatiewet in balans’ wordt door het Rijk een aantal wijzigingen van de Participatiewet voorbereid. Op dit moment zijn de financiële gevolgen voor gemeenten (nog) niet duidelijk.
- Bij de verdeling van het landelijk budget kunnen schommelingen in de volumes van maatstaven, landelijk en lokaal leiden tot herverdeeleffecten;
- Een landelijke toename van de inzet van loonkostensubsidie naar loonwaarde kan ertoe leiden dat het Amstelveense aandeel in het budget voor uitkeringsgerechtigden kleiner wordt. Gemeenten ontvangen van het Rijk een gebundelde uitkering (BUIG) voor het bekostigen van de uitkeringen in het kader van de Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 (levensonderhoud startende ondernemers) en voor de inzet van loonkostensubsidie. Van oudsher zijn er in Amstelveen in verhouding minder inwoners die gebruik maken van een voorziening voor mensen met een arbeidsbeperking.
- Bij de huidige arbeidsmarktkrapte daalt het (landelijke) bijstandsvolume. Een lager macro-budget betekent ook een lager herverdeelvoordeel. Daarnaast is het (relatief geringe) Amstelveense bijstandsbestand veel minder “beweeglijk” dan het landelijk bestand. Bijstandsgerechtigden die kunnen werken zijn in Amstelveen voor een groot deel reeds aan het werk. De krapte op de arbeidsmarkt heeft daardoor in Amstelveen een minder groot effect op het aantal bijstandsgerechtigden;
Bij de financiële gevolgen van deze risico’s gaat het al snel om serieuze bedragen. Een nadeel van 10% op het huidige budget correspondeert met een bedrag van rond de € 2 miljoen.