Onroerende zaakbelastingen (OZB)
De onroerende zaakbelastingen zijn de belangrijkste gemeentelijke belastingen. De onroerende zaakbelastingen bestaan uit een belasting voor het gebruik (alleen niet-woningen) en een belasting voor het eigendom (woningen en niet-woningen). De geraamde OZB-opbrengst voor het aanslagjaar 2025 bedraagt € 32,6 miljoen.
Tarieven
Met betrekking tot de tariefbepaling OZB zijn de volgende zaken van belang:
- In de eerste plaats is sprake van een indexering van het tarief op basis van de loon- en prijsontwikkeling. Voor 2025 betekent deze inflatiecorrectie een verhoging van de tarieven met 2,22%.
- In de tweede plaats is via besluitvorming besloten de OZB in 2024 met € 2,0 miljoen te verhogen en vanaf 2025 structureel met € 3,2 miljoen;
- In de derde plaats is via besluitvorming besloten de OZB in 2025 structureel met € 0,6 miljoen te verhogen voor de invoering van een Stadsfonds oplopend naar structureel € 1,4 miljoen vanaf het jaar 2028;
- In de vierde plaats vindt jaarlijks een waardetaxatie van het onroerend goed plaats ("hertaxatie WOZ"). Op basis van de hieruit voortvloeiende waardeverhoging of –verlaging, wordt het tarief respectievelijk naar beneden of naar boven bijgesteld om de OZB-opbrengst gelijk te houden. Voor de gemeente als geheel leidt de hertaxatie dus niet tot een andere OZB-opbrengst. Op individueel niveau treden wel verschillen op als de uitkomst van de hertaxatie afwijkt van de gemiddelde waarde ontwikkeling in de gemeente.
Voor 2025 is vooralsnog rekening gehouden met een gemiddelde waarde stijging door hertaxatie van 3,50% voor woningen en 1,25% voor niet-woningen. Dit is een eerste inschatting ten tijde van de opstelling van de begroting. In de raadsvergadering van december 2024 volgt een definitief tariefvoorstel als de hertaxatie grotendeels is afgerond.
De hoogte en ontwikkeling van de lokale WOZ-waarden werken ook door in de verdeling van het gemeentefonds. Voor Amstelveen betekent dit nadelige herverdeeleffecten op de algemene uitkering.